Frikadeller zijn platte vleesballetjes, gebakken in de pan, typisch voor de Deense keuken, maar het gerecht wordt over het algemeen geassocieerd met de Noordse, Duitse en Poolse keukens.
Ze zijn een van de meest populaire maaltijden in Polen, waar ze bekend staan als kotlety mielone.

In Duitsland staan ze bekend als Frikadellen, Buletten, Fleischküchle of Fleischpflanze.

In Zweden verwijst het woord frikadeller naar de balletjes die in plaats daarvan worden gekookt en niet in de pan worden gebakken.

In Denemarken worden ze traditioneel gemaakt met gehakt van kalfsvlees, varkensvlees of rundvlees (of een mix van twee van deze vleessoorten), uien, eieren, melk (of water), paneermeel (of havermout of bloem), zout en peper.

Ze worden gebakken in de pan in varkens- of rundvet, of meer gebruikelijk in de moderne tijd, in boter, margarine of plantaardige olie.

Een populaire variant is de fiskefrikadeller die de vleesbasis vervangt door vis (voornamelijk kabeljauw, maar soms kabeljauw en zalm) als hoofdingrediënt en vaak geserveerd met remoulade.

Als hoofdgerecht worden ze geserveerd met gekookte aardappelen en jus (brun sovs) vergezeld van ingelegde bieten of gekookte rode kool. Als alternatief kunnen ze worden geserveerd met romige witte kool.

Frikadeller worden ook gegeten op roggebrood (rugbrød) met rode kool of plakjes augurken als de traditionele Deense smørrebrød.

De combinatie van frikadeller en koude aardappelsalade is zeer gewaardeerd tijdens picknicks of gedeelde lunches, omdat beide ingrediënten gemakkelijk te vervoeren zijn na het koken.