Stappen

• Bereid de varkensragù. Doe het vlees in een pan samen met de twee soffritto blokjes (of een mengsel van fijngesneden selderij, wortel, en ui). Laat het vlees al roerend bruin bakken totdat het helemaal goudbruin is. Voeg zout en nootmuskaat toe en roer. Blus af met witte wijn en kook gedurende twintig minuten met een deksel erop. Wanneer de vloeistoffen beginnen in te dikken, verwijder het deksel en laat verder inkoken tot het vleesmengsel gelijkmatig is gebruind, af en toe roeren. Voeg dan de tomatenpuree, laurier en zout toe. Voeg indien nodig een beetje water toe: voor mij was dit niet nodig omdat mijn zelfgemaakte puree al vloeibaar genoeg was. Dek af en kook een uur op een zeer laag vuur.

  Bereid de bechamelsaus. Verwarm de melk in een ruime pan zonder het te laten koken. Verwarm in een aparte pan ook een beetje de olie op een laag vuur, haal het dan van het vuur en voeg de bloem toe, onder goed roeren. Deze stap moet buiten het vuur worden uitgevoerd, anders kookt de bloem te snel en kunnen er klontjes ontstaan. Zet de pan terug op het vuur en voeg geleidelijk de warme melk toe, al roerend. Blijf roeren totdat de saus dikker wordt en gaar is: dit duurt ongeveer acht minuten. Voeg voor het uitschakelen van het vuur zout, gemalen peper en een snufje nootmuskaat toe.

  Laat de mozzarella uitlekken. Snijd de mozzarella in blokjes en leg het in een vergiet boven een kom, zodat het overtollige vocht kan uitlekken en het enigszins kan drogen.

  Stel de lasagne samen en bak ze. Giet een laagje ragù en een beetje bechamelsaus op de bodem van de ovenschaal. Leg er lasagnebladen op, smeer een andere laag saus uit, voeg de mozzarella, de bechamel en de Parmezaanse kaas toe. Herhaal dit minstens 4/5 lagen. Bak de lasagne 30 minuten in de oven op 180 °C: als het oppervlak te donker wordt, dek het dan af met een vel aluminiumfolie. Laat de lasagne tien minuten rusten voordat je ze snijdt en serveert.