Om de aardappelringen te bereiden, was je de aardappelen en plaats je ze in een grote pan, bedekt met ruim koud zout water. Breng aan de kook op middelhoog vuur en zodra het kookt, laat je het ongeveer 30-40 minuten koken, afhankelijk van de grootte van de aardappelen. Om te controleren of ze gaar zijn, prik je erin met een vork: als de tanden gemakkelijk tot het midden doordringen, kan je ze afgieten.

Zeef de bloem in een kom, maak in het midden een klein kuiltje en giet de in twee vingers warm water opgeloste bakkersgist, de twee losgeklopte eieren, de suiker, de extra vergine olijfolie, een snufje zout, de vanilline, de geraspte citroenschil en de geschilde en met een aardappelstamper geplette aardappelen.

Kneed alles tot een glad en homogeen deeg. Als het deeg te plakkerig is, voeg dan beetje bij beetje wat bloem toe tot de juiste consistentie is bereikt. Dek de kom af met plasticfolie en laat 4-5 uur rijzen of tot het in volume verdubbeld is.

Na de rijstijd neem je een portie deeg en kneed je het met je handen tot stokken van ongeveer 1,5 cm dik. Snijd elke stok in stukjes van ongeveer 10 cm en sluit ze dan om de klassieke ringvorm te maken.

Plaats een koekenpan op het vuur met voldoende plantaardige olie (of olijfolie) en verwarm tot 180°. Dompel de ringen onder en bak tot ze goudbruin zijn, verwijder ze met een schuimspaan en leg ze in een ovenschaal bekleed met keukenpapier om de overtollige olie te absorberen.

Eenmaal alle ringen gebakken, giet je kristalsuiker en kaneel naar smaak in een kom. Dompel de ringen erin zodat de suiker en kaneel goed hechten, en leg ze vervolgens op een schaal.

Je aardappelringen zijn klaar om geserveerd te worden.