Bereiding

• De eerste stap is het bereiden van de banketbakkersroom.
  In een steelpan verwarmen we de melk samen met de helft van de suiker. Ondertussen kloppen we in een kom de eidooiers met de rest van de suiker, roerend met een lepel. We voegen ook het maïszetmeel toe en blijven roeren totdat het mengsel goed gemengd is.
  Wanneer de melk bijna kookt, gieten we deze beetje bij beetje bij het eimengsel, goed roerend om een vloeibare en homogene room te verkrijgen. We gieten alles weer in de steelpan en zetten het terug op het vuur voor 2-3 minuten, voortdurend roerend met een houten lepel of een garde.
  Je zult zien dat de room begint in te dikken: op dit punt zet je het vuur uit en blijf je roeren totdat het glad en glanzend wordt. Breng op smaak met geraspte citroenschil of een beetje vanille, giet het dan in een glazen kom, dek af met plasticfolie en laat het volledig afkoelen.

  

• Terwijl de banketbakkersroom afkoelt, bereiden we ons deeg, een snelle versie die geen rusttijd nodig heeft. We kunnen het met de keukenmachine kneden of met de hand, zoals men dat vroeger deed.
  Als we de keukenmachine gebruiken, doen we alle ingrediënten in de kom, bevestigen we de deeghaak en werken op lage snelheid tot we een compact en homogeen deeg hebben verkregen.
  Als we daarentegen liever met de hand kneden, vormen we een bergje bloem op het werkoppervlak, voegen we de andere ingrediënten in het midden toe en beginnen we met de vingers te mengen. Vervolgens kneden we met de handen tot we een mooi glad en zacht deeg hebben.

  

• Nu rollen we ons deeg uit, met een klein stukje apart gehouden, op een licht met bloem bestoven bakpapier. Met de deegroller vormen we een schijf van ongeveer een halve centimeter dik.
  We verplaatsen het deeg voorzichtig in de bakvorm, waarbij we goed aandrukken op de bodem en de randen zonder het teveel uit te rekken, zodat ze zacht en ontspannen blijven — precies zoals je op de foto ziet.

  

• We gieten de afgekoelde banketbakkersroom over het uitgerolde deeg.
  Met de achterkant van een lepel of een spatel strijken we de room voorzichtig glad, zodat deze gelijkmatig over het hele oppervlak is verdeeld, en een gladde basis vormt die klaar is voor de kersen

  

• We verdelen de kersen over de banketbakkersroom naar eigen smaak, zonder precieze hoeveelheden: hoe meer we toevoegen, hoe lekkerder het dessert zal zijn!
  Vergeet niet om ook wat van de kersensiroop toe te voegen, die de room nog zachter en geuriger maakt.

  

• We nemen het apart gehouden deeg, inclusief eventuele restjes, en rollen het uit op een vel bakpapier tot een dunne en zo uniform mogelijke laag zonder het te breken.
  Hiermee bedekken we voorzichtig de room en kersen, waarbij we de randen goed aandrukken. Met de punt van een licht met bloem bestoven vork verzegelen we de randen, zodat het deeg goed gesloten blijft.
  Op het oppervlak maken we kleine gaatjes met de punt van de vork: dit zorgt ervoor dat het dessert gelijkmatig gaart en wat van het kersensap naar buiten kan komen, waardoor de pasticciotto nog smakelijker wordt.

  

• We bakken de pasticciotto in een al voorverwarmde oven op 180°C gedurende ongeveer 35-40 minuten. Het is belangrijk om te controleren of de deegbodem goed goudbruin is aan de bovenkant, een teken dat hij perfect gebakken is.
  Voor een optimale bakresultaat plaatsen we de bakvorm een derde van de hoogte vanaf de bodem van de oven, zodat deze niet te dicht bij de basis staat. Wanneer het oppervlak goudbruin en geurend is, is de pasticciotto klaar om uit de oven te halen en een paar minuten te laten afkoelen voordat het wordt geserveerd.