Voorbereiding

• 1) Prak de ricotta in een kom met een vork, voeg het griesmeel beetje bij beetje toe en het zout. Werk de ingrediënten met de handen tot een zacht maar tegelijk compact deeg. Vorm een bal, dek af met huishoudfolie en laat ongeveer een half uur rusten. Als het deeg nog een beetje plakkerig is, gebruik dan griesmeel om het te hanteren.

  2) Na de rusttijd snijden we kleine stukjes deeg af, rollen ze met de handen tot stokjes met een diameter van ongeveer 4 millimeter. Snijd onze kleine gnocchi met een scherp mes, rol ze over een gnocchiplankje of met de tanden van een vork (op deze manier houden ze de saus beter vast) en leg ze op een bakplaat, bestrooi ze met nog wat griesmeel. Op dit punt kunnen we: ze meteen koken, of ze afdekken en op kamertemperatuur laten staan – als het niet te warm is – of ze goed afgedekt in de koelkast bewaren (in het minst koude gedeelte) tot het moment van koken.

  3) Breng een ruime hoeveelheid water aan de kook en voeg zout toe zodra het kookt, voeg de gnocchi toe, roer en dek af. Wanneer het water weer kookt, zullen de gnocchi naar de oppervlakte komen; reken dan ongeveer twee – drie minuten en giet ze dan meteen af voordat je ze mengt in de saus die je van tevoren hebt bereid. De regel van proeven geldt om de consistentie te bepalen die het beste bij jouw smaak past. Laat het koken niet te lang duren, anders worden ze hard.

  Of het kookwater gezouten moet worden, hangt af van de saus die gekozen is om de gnocchi te begeleiden; we beslissen dus op basis van onze smaak en behoeften.